artikel 11 APV:

Hoofdstuk 11. Dieren.

Art. 11.1   Verontreiniging door honden.

  1. De rechthebbende op een hond is verplicht, ervoor te zorgen dat die hond, indien deze zich op of aan de weg bevindt, zich niet van uitwerpselen ontdoet.
  2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing:
    1. in de goot van de rijweg naast een hoger gelegen trottoir;   zie ook de wijziging
    2. op door Burgemeester en Wethouders aangewezen plaatsen;
    3. indien de rechthebbende op een hond ervoor zorgt, dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd en worden gedeponeerd op een plaats als hiervoor onder a en b bedoeld.
  3. De rechthebbende is verplicht, indien hij zich met een hond op de weg bevindt, een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor de verwijdering van de uitwerpselen. Burgemeester en Wethouders stellen de eisen vast waaraan een hulpmiddel ten minste moet voldoen, wil het doeltreffend zijn.
  4. De rechthebbende op een hond die zich met die hond op of aan de weg bevindt, is verplicht dit hulpmiddel op eerste vordering te laten zien aan de toezicht houdende ambtenaar.

Art. 11.2   Aanlijngebod honden.

  1. De rechthebbende op een hond is, indien deze hond zich op of aan de weg bevindt, verplicht ervoor te zorgen, dat:
    1. deze aangelijnd is;
    2. deze op duidelijk zichtbare wijze aan de hals de penning draagt die voor die hond op grond van de geldende Verordening hondenbelasting is verstrekt.
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen plaatsen aanwijzen waar het bepaalde in het eerste lid, onder a, niet van toepassing is.

Art. 11.3   Verboden plaatsen voor honden.

Het is de rechthebbende op een hond verboden, deze op een voor kinderen bestemde openbare speelplaats of speelweide te laten verblijven dan wel op andere door Burgemeester en Wethouders aangewezen plaatsen.

Art. 11.4   Muilkorf of -band voor honden.

  1. Het is de rechthebbende op een hond verboden, deze te laten verblijven op of aan de weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of op het terrein van een ander:
    1. anders dan kort aangelijnd, nadat Burgemeester en Wethouders hem hebben bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk achten;
    2. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat Burgemeester en Wethouders hem hebben bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk achten;
    3. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, indien de hond behoort tot een door Burgemeester en Wethouders aangewezen als gevaarlijk aangemerkt ras of type hond of door kruising daarmee verkregen verwanten.
  2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
    1. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in art. 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren (Staatscourant 1993, nr. 11);
    2. kort aangelijnd: aanlijnen van een hond met een lijn van een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 m.
  3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voorzover de Regeling agressieve dieren (Staatscourant 1993, nr. 11) van toepassing is.

Algemene Plaatselijke Verordening 1994 – 88     tweede aanvulling november 1997

 

wijziging artikel 11 APV:

Datum publikatie: 28-11-97
Gemeenteblad nr.: 91
Onderwerp: Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening (opruimgebod hondenpoep)

Burgemeester en Wethouders van Amsterdam brengen ter algemene kennis, dat de Gemeenteraad bij zijn besluit van 26 november 1997, nr. 725, heeft besloten, vast te stellen de volgende

Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening, vastgesteld bij zijn besluit van 30 november 1994, nrs. 675 en 865 (Gemeenteblad 1994, afd. 3, volgn. 140), en laatstelijk gewijzigd bij zijn besluit van 17 september 1997, nr. 443 (Gemeenteblad 1997, afd. 3, volgn. 63).

Art. 11.1, tweede lid, onder a, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  1. voorzover het de stadsdelen of andere door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen betreft: in de goot van de rijweg naast een hoger gelegen trottoir;.

 

motivatie van de wijziging artikel 11 APV:

Bron: Raad
Onderwerp: Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening (opruimgebod hondenpoep).
Portefeuille: Burgemeester
Indicateur nr.: 960290.1 AB
Datum Raad: 26-11-97
Besluit: conform besloten
Comm. van Advies: Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken
Datum CvA: 11-11-97
Datum B&W: 28-10-97
Datum publikatie: 13-11-97
Gemeenteblad nr.: 725

Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening (opruimgebod hondenpoep).

Amsterdam, 13 november 1997.

Aan de Gemeenteraad

De bewoners van de binnenstad wensen de invoering van een algemeen opruimgebod als oplossing om de hondenpoepoverlast tegen te gaan. Dit werd duidelijk naar aanleiding van een prijsvraag (maart 1997), een festival (april 1997) en een enquete over de Hond in de Stad (juli 1997).

De thans vigerende Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kent slechts een beperkt opruimgebod voor hondenpoep. Het gebod is niet van toepassing op de goot van de rijweg (en andere door Burgemeester en Wethouders aangewezen plaatsen).
Met het hiernavolgende voorstel tot wijziging van art. 11.1 van de APV wordt bewerktstelligd dat in de binnenstad het opruimgebod ook voor de goot van de rijweg gaat gelden. Voor stadsdelen geldt dit nieuwe regime niet.
Ongewijzigd blijft dat zowel in de binnenstad als in stadsdelen plaatsen kunnen worden aangewezen waar bet opruimgebod niet van toepassing is. In het kader van bet algehele opruimgebod voor hondenpoep in de binnenstad zullen aldaar voorzieningen worden gecreëerd, zoals uitlaatstroken en hondenpoepplekken. Er is een handbavingsplan opgesteld waarin de gebieden rondom deze nieuwe voorzieningen tot speerpuntgebieden zijn aangewezen. De handhaving krijgt een prominente plaats in bet contract tussen de Dienst Stadstoezicht en de Dienst Binnenstad.

De Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken heeft op 11 november 1997 met deze voordracht ingestemd.
Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen:

De Gemeenteraad van Amsterdam,

Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 13 november 1997,

Besluit:

vast te stellen de volgende

Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening, vastgesteld bij zijn besluit van 30 november 1994, nrs. 675 en 865 (Gemeenteblad 1994, afd. 3, volgn. 140), en laatstelijk gewijzigd bij zijn besluit van 17 september 1997, nr. 443 (Gemeenteblad 1997, afd. 3, volgn. 63).

Art. 11.1, tweede lid, onder a, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  1. voorzover het de stadsdelen of andere door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen betreft: in de goot van de rijweg naast een hoger gelegen trottoir;.